Zwanenburg

Waarschuwing: werkelijk niks van onderstaande verhaal is fictief.

Laatst ben ik in een real life Annie M.G. Schmidt versje terecht gekomen. Terwijl de trein met een eindeloze vertraging door het land sjokte hoorde ik steeds een zeer zachte stem door een intercom zeggen: ‘Dames en heren, we staan stil omdat er een zwaa%#&@ in de trein is.’ Een wat? Een zwaarbewapende man? Terwijl mijn hart ongeveer uit mijn keel bonkte en het bloed uit mijn vaten wegtrok richtte ik me tot de mensen achter mij: ‘Hoorde u toevallig wat er gezegd werd?’ De vrouw keek ogenschijnlijk rustig uit haar ogen. ‘Ja, er zit blijkbaar een zwaan in de trein.’ ‘Een zwáán?’ Ik bedankte en ging weer goed op mijn stoel zitten. Ik voelde of er minder spanning in mijn billen zat, maar de geloofwaardigheid van een zwaan in de trein was te min. Ja, dacht ik, zeker zo’n naïeve nuchtere Nederlander die zelfs in het heetst van de strijd niet gelooft dat zij ooit de dupe zou worden. Ik dacht aan alles dat me rustig kon maken: appeltaart, gebloemde kussenslopen, een flauwe grap, een zachte trui. ‘Dames en heren, excuses voor het ongemak, we proberen de zwaan onder controle te krijgen.’ Zwaan. Nu hoorde ik het echt.

Waar ik eerst nog bijna uit elkaar viel van ellende, overmeesterde mij een warm gevoel. Ik keek naar de vrouw achter mij: ‘Wat idioot dit.’ De vrouw moest lachen: ‘Hij zal wel geen kaartje gekocht hebben.’ Net voor Haarlem stopte de trein opnieuw, naast een meer. Niet veel later verscheen er een grote witte zwaan. Hij peddelde deftig – en een tikkeltje op zijn pik getrapt – door het water. Het zal toch niet… De trein kwam langzaam weer op gang en het bordje ‘Halfweg Zwanenburg’ kwam langs mijn raam. ‘Dames en heren, we hebben zojuist de zwaan te water gelaten. Met een vertraging van twintig minuten komen we aan in Haarlem.’ Ik keek naar een andere vrouw links van mij. Hoewel alle reizigers die dag bezig waren met plannen in het verschiet, werd iedereen onverhoopt teruggebracht naar zijn kindertijd.

Daarom heb ik, ter ere van Annie, er maar een versje over geschreven:


Zwanenburg


Er was vandaag een zwaan die dacht

Hoe word ik het snelst naar huis gebracht?
Mijn vleugels moe, mijn poten pijn
Ik lijk wel gek, ik pak de trein.


Hij wist precies de juiste weg

En zonder eerst wat overleg
Nam hij plaats in eerste klas
En wachtte tot het zover was


En ongeveer om kwart voor tien

Wou de conducteur zijn kaartje zien
‘Een kaartje?’ vroeg de zwaan verbaasd
‘Niet aan gedacht, want ik had haast.’


‘Het spijt me zeer, meneer de – eh – zwaan

Maar dan zult u niet verder gaan.’
De zwaan snoof razend door zijn snuit
En verhief ietwat zijn stemgeluid

‘Nou dan weet ik het goed gemaakt,’
Zei de zwaan zeer welbespraakt
‘Ik zie daar verderop een meer
Zet u mij dan daar maar neer.’


De zwaan trok snel wat veren goed

En gaf de man een straffe groet
De trein werd toen met flinke kracht
tot de stille stand gebracht.


Met een luid en vreemd gesnater

Ging de trotse zwaan te water
Hij lachte hard want wist haarfijn
Dat hij nu was waar hij moest zijn.

(Afbeelding: De bedreigde zwaan – Jan Asselijn ca. 1650)

Een reactie plaatsen

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s