Het was een lamlendig warme zondag waarop ik met een goede vriendin aan het bier belandde op een terras. Wat begon met één, werd twee, werd drie. Je kent het wel.
Met mijn hoofd in een soort wattige wereld ging ik naar het station, hongerig, dus net op het allerlaatste moment trok ik een kaassouflé uit de muur. De odeur van de kaassouflé en mijn wellicht ietwat bierige aura deden mij besluiten om in de instapcoupé te blijven zitten. Dus daar zat ik, naast vijf fietsen op een uitklapstoeltje, niet wetende dat ik zo een adolescente regenwolk was binnengevallen.
Een jongen en een meisje, zo rond de twintig, hebben ruzie. Nou vooral het meisje: boos, huilen, haar rug toekeren terwijl ze zich klein gemaakt heeft en zo met een gesloten houding op de trap zit. De jongen staat in de hoek bij de treindeur, weet zich geen raad, denkt na en wil proberen. Dus hij aait, maar zij beweegt niet mee, duwt zijn hand weg en roept: “Hou op! Laat me met rust!”. De jongen kijkt paniekerig om zich heen. Ik eet van mijn kaassouflé, zo zachtjes mogelijk, ik wil niks veranderen aan wat zich afspeelt. De jongen bedenkt wat zijn volgende stap is. Hij geeft niet op, wil niet opgeven, en doet een nieuwe poging. Hij gaat naast haar zitten, aait haar en zij legt eindelijk haar hoofd op zijn schouder. Dan opeens, heel veel Chineze toeristen, uit alle hoeken en gaten, komen binnen, vallen in sferen. Zij schrikt, reageert af en duwt haar verliefdheid weer de verkeerde kant op: “Ga weg!”. De jongen gaat weg, maar begint de betekenis van die zin steeds minder goed te begrijpen. Ik eet weer van mijn kaassouflé, timide, bekend met het concept waar ze doorheen gaan maar niet meer in staat om het honderd procent te begrijpen. Chinezen weg. Technische storing. Kaassouflé op. Meisje nog steeds gesloten. De jongen kijkt of iedereen weg is (ben ik doorzichtig?) en gaat het nog eens proberen. Hij gaat naast haar zitten. Raakt haar niet aan. Maar vraagt. Iets. Zij begint te praten, probeert uit te leggen hoe ze zich voelt. Eindelijk. Zoveel belangrijker dan een hoofd op een schouder. De jongen zegt sorry, weet zelf waarschijnlijk niet waarom en baalt van de onterechtheid ervan, maar het werkt en dat is het belangrijkste. Ze lacht. De trein rijdt. Ze smelt nog meer. Haar bui is in beweging gezet. Ze leeft weer.
Ik wil iets tegen ze zeggen, ze feliciteren met de zoveelste overwinning. Maar dat zou gek zijn. In plaats daarvan ben ik dankbaar dat ik als stille getuige door dit abstracte schilderij mocht lopen. Voldaan veeg ik de kruimels van mijn wang. Het meisje kust de jongen. En, uiteraard, bepaalt zij hoe lang die duurt.
Zij bepaalt
Hoe lang de kus duurt
Al zou ik nog zo graag willen wegdromen als
Indutten terwijl
Verdrinken in een zoete gedachten wanneer
Al zou ik ons willen voorstellen als
We oud zijn
Gelukkig
Ongelukkig
Of heel alleen
Al zou ik willen verdwijnen terwijl
Of voor eeuwig blijven in
Zij bepaalt hoe lang
En dat is nooit lang genoeg om
(Afbeelding: de Stijl)